Het Mirakel van Amersfoort

In den jare ons Heeren 1444 geschiede in de stadt van Amersfoordt een wonderlick mirakel.


Duizenden bedevaartgangers hebben sinds de vijftiende eeuw troost en hoop gevonden bij het kleine, onaanzienlijke Mirakel-beeldje van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort.

Ze is ontstaan uit een mal, gevuld met goedkope pijpaarde, een ‘massaproduct’ uit de middeleeuwen dat via markten en marskramers zijn weg vond naar de huizen van arme gelovigen. Het verhaal dat er aan ten grondslag ligt, heeft de lieflijke glans van elke Maria-legende:


De legende

In het jaar 1444 ging Geertgen Arents uit Nykercken op weg naar Amersfoort om daar in het klooster te treden. In een plunjezak droeg ze wat schamele bezittingen die aantoonden, dat bij haar thuis in Nijkerck armoede werd geleden. Geertgen schaamde zich vooral voor het goedkope Mariabeeldje dat ze bij zich had. Uit vrees dat de kloosterzusters op haar zouden neerkijken nam ze een vreselijk besluit: ze gooide de beeltenis van Maria de Moeder van Jezus, oneerbiedig in het water van de Eem.

Anno domini 1444 doe wert dat beeldt onser liever vrouwen hier buijten die campoert inden water gevonden onder den ijesse van eenre maghet die margriet hieten, die op die tijt bij een verwer woende, ende op den heijlighen Karsdach, hier in deser capelle gebracht van broeder Jan van Schoenhoven onser vrouwen broeder Carmelijt.



Welvaart voor de pelgrimsstad

Vanaf dat ogenblik waren de mirakelen niet uit de lucht: blinden die bij haar kwamen bidden konden weer zien, doven konden weer horen, zieken vonden genezing.

De geruchten over de wonderen van het beeldje van Onze Lieve Vrouwe in Amersfoort verspreidden zich snel. Een priester besloot in een boek alle getuigenissen op te schrijven van dankbare gelovigen die vervulling van hun wensen hadden gevonden. Het was een prachtig propagandamiddel want spoedig kwam de bedevaarten naar Onze lieve Vrouwe van Amersfoort op gang. Ze kreeg een uitstekende reputatie. De herbergiers en winkeliers voeren er wel bij. De dankbare bedevaartgangers vulden het offerblok met hun gulle gaven. De pastoor kon in de loop der tijden het interieur verfraaien met schilderijen, nieuw altaarzilver en een luxe communiebank gesneden uit glanzend eikenhout. Maar het grootste teken van Maria’s succes was de bouw van de Onze Lieve Vrouwekapel met toren die voor een groot deel werd gefinancierd uit de kas van de kapel met het mirakelbeeld.


Mirakel op paneel

Het wonder gaf een anonieme schilder in de 16de eeuw inspiratie om de legende van Griet Albert Ghisen op hout te schilderen. Het decor toont de stad Amersfoort in al zijn middeleeuwse pracht. De toren van de Onze Lieve Vrouwekerk steekt triomfantelijk boven de bakstenen huizen uit. Langs een gracht staat een paar verwonderd naar het tafereel te kijken dat zich op de voorgrond afspeelt: Griet Albert Ghisen vist - gekleed in een vlammend rode jurk - in haar emmer het beeldje van Maria uit het water. Dankzij dit sterk tot de verbeelding sprekende schilderij hechtte het wonder van Amersfoort zich tot op de dag van vandaag in het geheugen van duizenden gelovigen.


Het Mirakelboek

Het middeleeuwse Mirakelboek werd zo vaak ter hand genomen dat het uit elkaar begon te vallen. Een zorgzame kerkdienaar heeft het netjes overgeschreven. Het getuigt op ontroerende wijze van godsvrucht en liefde voor Onze Lieve Vrouwe. Dit boek bevindt zich nog altijd in de Oud-Katholieke kerk van de H. Georgius op ’t Zand. Enkele citaten:


Item het was een kijndt van Jutfaes, wende was lange tijt creuepel ende lam mit beijen beenen. Die olders loeffden haer bevaert tot Onse Lieve Vrouwe t’Amersfoert ende dat kijndt bestont te gaen ende dede zijn bedevaert.


Item was een vrou van Zwolle ende hadde iij jonge kijnderen; dat een viel doot van een solre; dat ander kijndt sat ende att appelen; daer quam een vercken en beet hem off beijde zijn handen; dat derde kijndt wert van haer buers kijndt int spuelen offgesteecken zijn keel. Als dit die moeder sach van ongenueghten wert zij cranck van sinnen, alzoe datmense bracht te Gheel te pilrimars. Zij bleeff allonsinnch. Daarna loeffden zij ende haer vrienden tot Maria in Amersfoert ende zij quam zedich ende sijnnich en dede haer bevaert ende danckte Maria.


Item het was een man van Cortehoeff, die geslaghen was tusschen zijn scholderen mit een bijel, datter zijn adem doore gijnck ende lach in groter raserie, dat hem d’meijsters tot Utrecht overgaven. Hij loeffde zijn bevaertin linne clederen Onse Lieve Vrouwe t’Amersfoort te versoecken ende hij is in iiij of v uren ontslaep geworden. Ende doe hij weder ontwaecte. Docht hem, dat hij niet gewont en was. Ende hij is daer nae terstont gebetert.


Het Mirakelbeeldje

De tand des tijds spaarde Onze Lieve Vrouwe niet: de kleuren vervaagden, de pijpaarde verbrokkelde en het kroontje viel van haar hoofd. Er zat niets anders op dan de miraculeuze resten aan het oog van de gelovigen te onttrekken. Er werd een mooie schrijn vervaardigd getooid met de beeltenis van Maria en Kind. Daarin rusten de resten nog altijd.


Elk jaar vindt er in mei nog een Maria processie in Amersfoort plaats om het mirakel te gedenken. De met wijwater besprenkelde deelnemers verlaten de Oud Katholieke Kerk en gaan van de Onze lieve Vrouwetoren naar de plek waar het beeldje uit het water zou zijn opgehaald. Na een gebed keren de processiegangers terug naar ’t Zand om in de katholieke St. Xaveriuskerk de plechtigheid af te sluiten met een liturgieviering.


Een mooie traditie rond een oude legende in een prachtige stad.  


Thera Coppens  


Het Mirakelgedicht

In de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel wordt het Mirakelgedicht Hss. 8179-8180 bewaard.

Het Mirakelgedicht, waarvan de auteur anoniem is gebleven, bevond zich oorspronkelijk op een memorietafel, een gedachtenisbord, geplaatst of gehangen boven het graf van de vindster van het Mirakelbeeldje. Het gedicht geeft een levendige beschrijving van de vondst van het beeldje die Amersfoort tot het belangrijkste laat-middeleeuwse bedevaartsoord in de noordelijke Nederlanden zou maken. Het moet zijn ontstaan in of kort na 1493, het jaar waarin de vindster overleed.


R.M. Kemperink