Jeremias de Decker
Als ick d'History lese, ons by sint Ian beschreven,
En daer benevens sie dit kunstrijck Tafereel,
Waer (denck ick dan) is pen soo net oyt van pinceel
Gevolgt, of doode verw soo na gebrogt aen't leven?
't Schynt dat de Christus segt: Marie, en wilt niet beven.
Ick ben't, de dood en heeft aen uwen Heer geen deel:
Sy sulcx geloovende, maar echter nog niet heel,
Schynt tussen vreugde en druck; en vreese en hoop te sweven.
De graf-rots na de kunst koog in de lucht geleyd,
En rijck van schaduwen, geeft oog en majesteyt
Aen all de rest van 't werck. Uw' meesterlycke streken,
Vriend Rembrandt, heb ick eerst sien gaan langs dit paneel;
Dies mocht mijn' Pen wat Rijms van uw begaeft Pinceel
En mijnen Int wat Roems van uwe Verwen spreken.