Johann Christian Bach, het laatste kind van Johann Sebastian Bach en Anna Magdalena Wülken, geboren te Leipzig op 5 september 1735, werd in het begin onderricht door zijn half-broer Carl Philipp Emanuel, waarna hij lessen kreeg van de beroemde Padre Martini te Bologna.
In Italië, waar hij zich tot het katholicisme bekeert, componeert hij tot in 1760 bijna uitsluitend religieuze muziek onder het wakend oog van Martini. In 1760 wordt hij tot organist benoemd in de kathedraal van Milaan. Omstreeks diezelfde periode wordt hem gevraagd zangers te recruteren die in voorstellingen in de Turijnse opera zouden optreden. Vanaf dan oriënteert hij zich naar de wereld van het theater. Opera's van Johann Christian Bach worden met veel succes vertoond in Turijn, Milaan en Napels. Dit is de mogelijkheid om contacten te leggen met de musici uit de Napolitaanse school, meer bepaald met Traetta, Jommelli en Sacchini.
In 1762 verlaat hij Italië en trekt naar Engeland, waar hij officieel benoemd wordt tot hofcomponist van het King's Theatre. In London richt hij samen met zijn landgenoot Karl Friederich Abel (1723-1787) een van de eerste organisaties op voor publieke concerten, de 'Bach-Abel Concerts'. In 1764 ontvangt hij Mozart, die op 'reis' was in London, met open armen. Samen vertolken ze een sonate, waarbij ze om de beurt een maat spelen. Ze ontmoetten elkaar voor de tweede keer in Parijs, veertien jaar later, een ontmoeting die volgens een brief van Mozart aan zijn vader zeer ontroerend was. Maar het Parijs van de jaren 1778-1779 ontving hen zonder vreugde: de opera 'Amadis des Gaules', zijn reden om naar Parijs te komen, werd niet echt geapprecieerd in de 'Académie royale de musique', terwijl zijn opera's in London en in andere grote en kleinere steden telkens veel succes oogstten.