Op oude kaarten van Amsterdam is te zien dat rond 1500 de stad aan het IJ buiten de haveningang was afgeschermd met palen waartussen drijvende boomstammen (bijv. de Zout-keetsboom). Op land was er een vestingswal met poortingangen, zoals de Haarlemmerpoort, de Weesperpoort, de Muiderpoort en de Antonispoort (Waag Nieuwmarkt). De vestingwal was versterkt met bolwerken, een soort uitkijktoren/heuvel. Hierop werden later vanwege de hogere ligging vaak molens gebouwd. Op de plek waar nu het Barentszplein is, was vroeger het bolwerk Leeuwenburg, vanwege de blauwe arduinsteen van de water-kering ook wel Blaauwhoofd genoemd. In de tijd van Rembrandt had Amsterdam nog een aantal bolwerken, in dit geval van klei opgetrokken van een meter of vijf tussen de aarden verdedigingswallen van de stad. Op het bolwerk de Passeerder stond de ‘Kleine Stinkmolen’, Rembrandt maakte er in 1641 een ets van. De ‘Kleine Stinkmolen' stond op de tegenwoordige hoek Marnixstraat-Nieuwe Passeerdersstraat. De molen was eigendom van het Zeemleerbereidersgilde en werd gebruikt om gelooid leer zachter te maken door het met levertraan te bewerken. De naam van de molen dankte hij waarschijnlijk aan de stank die hierbij vrijkwam. Bij dit type molen, een zogenoemde ‘bovenkruier’, kon de kap worden gedraaid met behulp van een 'staartbalk' en een 'kruirad'.
REMBRANDT & LANDSCHAPPEN MET MOLENS REMBRANDT & LANDSCAPES WITH MILLS
From the late 1620s through to 1660 Rembrandt made a series of landscape drawings and prints. With pen and ink and sometimes chalk he walked around Amsterdam and the surrounding lands of the Amstel and Vecht, a non-specialist in a very popular art. In these works, the landscape is a horizontal band of reality on which the artist scribbles his upright marks.