Johannes Lodewijk Dulcken in Amsterdam
Johannes Lodewijk (roepnaam Louis) en ook zijn zeven jaar jongere broer Joannes krijgen van hun vader een gedegen opleiding. Ze leren niet alleen hoe de Ruckers klavecimbels bouwden, maar vader Dulcken ontwikkelt klavecimbels met een nog beter klank en constructie.
In 1755 vertrekt Louis, twintig jaar oud, om zijn eigen weg te gaan. Hij en zijn vader verschillen van mening over de koers van het bedrijf. Een van zijn eerste opdrachten is de restauratie van een orgel in het Brabantse plaatsje De Leur. Hij moet daar, samen met een andere orgelbouwer, het orgel uit elkaar halen, sommige onderdelen vervangen, andere repareren en schoonmaken. Ook moeten alle pijpen opnieuw gestemd worden. Al met al zit daar twee maanden werk in. Ze ontvangen daarvoor 125 gulden met kost, inwoning en een goede fles wijn voor elk daags. Na beëindiging van zijn werk in De Leur vertrekt hij naar Amsterdam.
In maart 1755 wordt hij als lid ingeschreven in de Gereformeerde Kerk te Amsterdam. Toch besluit hij om uit Amsterdam te vertrekken en zich in Kleef te vestigen. Maar voordat het zover is, ontmoet hij in Amsterdam Catharina Koning. Hij besluit in Amsterdam te blijven om daar een bedrijf te vestigen.
Het jonge paar trouwt op 7 mei 1756. Zijn vader moet daar toestemming voor verlenen omdat hij nog niet meerderjarig is.
Onmiddellijk na dit huwelijk wordt bij testament geregeld dat de jongste zoon Joannes, bij overlijden van vader, de zaak overneemt. Wanneer zijn vader twee jaar later sterft, neemt moeder de zaak over omdat Joannes nog minderjarig is.
Amsterdam
Johannes Lodewijk (Louis) Dulcken heeft in Amsterdam een goed lopend bedrijf opgebouwd. Hij en zijn vrouw Catharina Koning wonen in de Nes verbij de kuiperssteeg, ieder geval vanaf 11 juni 1761 omdat bij een getuigenverklaring hun adres genoteerd wordt. Vanaf 18 mei 1756 tot 18 november 1760 adverteerde Louis Dulcken in de Amsterdamsche Courant. Zijn adres was : “woond t’Amst. bezyden het Kathuysers Kerkhof, bij het Weduwe Hofje, en van daaruit verkoopt Dulcken zijn instrumenten.
Het lijkt erop dat Louis "Cathuysers Kerkhof, by het Weduwe Hofje”strategisch gekozen had vlak bij de Zaagmolenpoort. De Zaagmolenpoort was één van de acht Amsterdamse stadspoorten die bij de derde en vierde uitleg werden aangelegd. Dertien houtzaagmolens stonden langs de Kostverlorenvaart en er waren ook goede mogelijkheden voor het vervoer van het hout. Het Weduwe Hofje en de naastgelegen huizen en de houtzaagmolen "de Otter" staan er nog.
Sondag Den 30 November 1760
Het begraafboek Karthuizer Kerkhof
Kind van Lowies Dulleke Kathuysers Straat
GEVELSTEEN KUIPERSSTEEG
Zijn eerste advertentie verschijnt in de Amsterdamse Courant van 18 mei 1756. Hij presenteert zich als Mr. Louis Dulcken, orgelmaker, en hij biedt een Staart-Clavecimbel met lang klavier aan, een authentieke Hans Ruckers. Drie maanden later presenteert hij zich als Mr. Orgel- en Clavecimbelmaker.
In augustus 1756 biedt hij uit de hand te koop aan een ‘superbe (excellent) Koninglyk Cabinet Orgel, welker gelijke hier nooit gezien is’. Daarnaast heeft hij ook een Staart Clavecimbel van Andreas Ruckers met drie registers en een lang Clavier te koop. Blijkbaar wil de verkoop niet vlotten want in december 1756 biedt hij ze nog een keer te koop aan. Hij wil ze graag kwijt, want hij is van plan te verhuizen.
Het kabinetorgel behoort bij de groep orgels die een plek vindt in de woonkamer. Het is ontstaan uit een kastje op hoge poten dat speciaal gemaakt is voor het opbergen van kleine waardevolle voorwerpen. Achter de twee deurtjes, die vaak mooi beschilderd zijn, bevindt zich een groot aantal laatjes. Eind 17e eeuw wordt het kabinet groter en worden er grotere laden toegevoegd. In de 18e eeuw verwijdert men de kleine laatjes achter de deurtjes en bouwt men daarin een compleet orgel met balgen en klavier. Dit is een typisch Nederlandse vorm voor een huisorgel.
Het Cabinetorgel dat Dulcken bouwt is zo groot dat het met weinig moeite ook in een kerk gebruikt kan worden. In mei 1757 adverteert hij er nog steeds mee. Hij geeft nu ook meer bijzonderheden over het orgel: Capitale Cabinet Orgel 8 voet present, 4 voet Octaaff, 7 en 1 half register. Op 15 september 1757 geeft hij aan dat vanaf dat moment bij hem altijd orgels en klavecimbels te koop zijn.
Waarschijnlijk is dit ‘Koninglyk Cabinet Orgel’ verkocht aan koopman Jacob de Clerq (1710-1777). Hij woont in een fraai grachtenpand, Keizersgracht 187, met een kleine zaal waarin hij een groot huisorgel laat aanbrengen. Het orgel blijft zijn bestemming houden, totdat het in 1818 wordt verkocht aan de Hervormde Gemeente te Jutphaas waar het tot 1972 als Dulcken-orgel dienst blijft doen.
Uit deze advertenties blijkt dat Johannes Lodewijk zich ook toelegt op het bouwen van kleine en grote orgels. Ook blijkt uit deze advertenties dat hij honderd jaar oude Ruckers verkoopt. Dit betekent dat hij bij de bouw van zijn klavecimbels de beroemde Ruckers als voorbeeld neemt. Om tot een grotere productie te komen neemt hij één of meerdere knechten in dienst. Bij de bouw van zijn orgels zorgt hij telkens voor verbeteringen en verfraaiingen. Zo adverteert hij in april 1759 met ‘een magnificq nieuwerwets Cabinet-Orgel, zynde zeer comodieus gemaakt met uithaalend Clavier en voorzien van de voornaamste Registers &c’.
Louis Dulcken volgt trends uit die tijd en zorgt dat zijn orgels voorzien zijn van de nieuwste aanpassingen. Het is de vraag of hij de kast voor zijn orgels zelf maakt of dat hij deze koopt van bekwame kastenmakers.
Een andere ontwikkeling waar Dulcken zich mee bezig houdt, is het maken van hele kleine orgels. Deze kleine orgels worden in een bureau gebouwd en worden daarom bureau-orgels genoemd. Het idee van een bureau-orgel komt uit Engeland. Voor de bouw van dit instrument moet je technisch zeer bekwaam zijn omdat je de orgelpijpen in een beperkte ruimte moet plaatsen. Ze kunnen niet staan, maar moeten liggen. Men vermoedt dat Dulcken een van de eerste orgelbouwers in Amsterdam is die deze kunst verstaat en daarmee de aandacht trekt.
Op 18 november 1759 adverteert hij voor de laatste keer in de Amsterdamse Courant. Hij biedt “enige Staart-Clavecimbaals van zo’n eigen werk, zo dubbelde met 4 Registers en 5 octaaf, als enkele met 3 Registers en lang Clavier, onder andere een extra kleyn comodieus Staartstukje met 2 Regist, edog lang Clavier &c”. Zo te zien houdt hij opruiming.