De fortepiano’s in het koninklijk paleis
In het koninklijk paleis op de Dam bevonden zich een paar opvallende muziekinstrumenten. Al eerder is opgemerkt dat koningin Hortense zowel harp als klavecimbel speelde, maar de aanwezigheid van enkele fortepiano’s in het paleis duidt erop dat er ook voor dit instrument bij het koninklijke paar belangstelling bestond. Halverwege de achttiende eeuw was dit type klavierinstrument op de markt verschenen, waarna het spoedig aan populariteit won. Hoewel de fortepiano in Duitsland en Italië ontwikkeld is, bestond in Engeland de meeste interesse. De bekende pianobouwer John Broadwood (1732-1812) maakte in Londen furore met zijn tafelpiano. Met de ‘uitvinding’ van de fortepiano lukte het de snaren op sterke wijze ‘forte’ dan wel op zachte wijze ‘piano’ tot klinken te brengen. De expressieve klank van het instrument bood meer gelegenheid voor modulatie in de muziek, dan met het tokkelmechaniek van de klavecimbel mogelijk was.
De mooiste en meest kostbare fortepiano in het paleis was een ‘Erard’. Deze vleugel van Hortense was door de koning besteld bij een van de beroemdste Parijse pianobouwers, de firma van de gebroeders Erard en werd in de zomer van 1808 aan de koning geleverd. De nieuwe fortepiano kreeg een plaats in de concertzaal. De rijkelijk gedecoreerde empire vleugel met vergulde bronzen ornamenten op de klankkast en op de liervormige pedaalstandaard, vormde het pronkstuk van de koninklijke verzameling. Het meubelstuk stond dan ook geenszins in de weg, wanneer de staatsraad in de concertzaal tesamen kwam. Toen de koning in 1810 het land verliet, bleef de vleugel in het paleis achter. Het Franse instrument wordt bewaard in het Rijks Museum en is daar nog steeds te bewonderen.
Was het vooral Hortense die uitblonk in het pianospel, ook de koning nam in zijn Amsterdamse paleis wel eens achter het instrument plaats. Illustratief in dit verband is een passage uit de Mémoires van Hortense, waarin ze een beschrijving geeft van een stroef avondmaal met de koning in het voorjaar van 1810: ‘A table, il ne se proférait pas une parole. Après le dîner, le Roi promenait ses doigts sur un piano, qui se trouvait ouvert. Il prenait son fils [de vijfjarige Napoléon-Louis HS] sur ses genoux, l’embrassait, le menait sur le balcon, qui donnait sur la place. Le peuple, en les voyant, poussait quelques acclamations’. Vervolgens nam hij opnieuw achter de piano plaats en, zo herinnerde zich de koningin, ‘récitait quelques vers français ou fredonnait un air’. Zal de koning op die bewuste avond de Erard-vleugel hebben bespeeld? De concertzaal bevond zich in ieder geval aan de voorzijde van het paleis en keek uit op het Damplein. Het vertrek bevond zich vlakbij het balkon, waar de koning zich de toejuichingen door het volk liet welgevallen.
In een van de privé vertrekken van de koning, de salon du roi, stond een fortepiano van Hollandse makelij. Het rechthoekige instrument, een tafelpiano, was geleverd door de gebroeders MEINCKE & PIETER MEIJER, bekende pianobouwers in die tijd in Amsterdam. Het kasboek van de thesaurier-generaal in dienst van de koning vermeldt in maart 1809 de uitbetaling aan de gebroeders Meyer voor de levering van drie fortepiano’s, twee voor het Amsterdamse paleis en een voor het ‘chateau de Zoestdijk’. Meincke Meyer, die het vak in Londen had geleerd, had zich in 1779 samen met zijn broer als zelfstandig fortepianobouwer gevestigd ‘op de Kolk, op den hoek van de Voorburgwal, bij de Brug, te Amsterdam’. De tafelpiano’s van de Meyers, naar Engels voorbeeld gebouwd, waren soberder uitgevoerd dan de fraaie empire vleugels van de gebroeders Erard, en vonden gretig aftrek. Na de voltooiing van hun formidabele koninklijke opdracht mochten Meincke en Pieter Meyer zich voortaan ‘Pianoforte Fabrikeurs van Hunne Majesteiten’ noemen, een bewijs dat zij een vooraanstaande plaats in de fortepianobouw innamen. Hun bedrijf groeide uit tot een pianofabriek met internationale allure en zij konden zich tot in de jaren dertig van de negentiende eeuw handhaven.
Onlangs dook op een Zwitserse veiling een opmerkelijke empire piano op, een zogenaamde ‘Giraffenpiano’. Deze rechtopstaande vleugels - de klankkast bevindt zich niet achter maar boven de toetsen, waardoor de piano minder ruimte inneemt dan de gewone vleugels - werden vooral in Berlijn en Wenen gebouwd. Het instrument zou een geschenk van de stad Amsterdam aan de koningin zijn geweest als blijk van genegenheid. De naamplaat op de giraffenpiano bevat de naam van C. Baldeneker, een Amsterdamse Magasin de Musique, dat in het begin van de negentiende eeuw in de hoofdstad zeer succesvol was en het instrument vermoedelijk heeft geïmporteerd.